Juli 2019

Aantekening uit het archief Albertus Perk betreffend de galg van Hilversum begin 15de eeuw (archief stuk)

Aantekening uit het archief Albertus Perk betreffend de galg van Hilversum begin 15de eeuw

Het gaat om wat links is bijgeschreven.

Boven staat:

Nog schrijft omtrent het jaar 1600 iemand met zekere zelfvoldoening kunnen de Hilv. u de plaats toonen waar eens hun galg en waarom

Er staat doorgestreept:

Wij betreuren het niet dat zelfs de gedachte aan deze plaats verloren is gegaan

Hieronder echter:

De bedoelde plaats is waarschijnlijk op een der zogenaamde Mei brinken aan de Oostzijde van de Groest gelegen waar ook eerst zullen gehouden zijn die Zamenkomsten of buurspraken, die later en nog tot in de eerste helft der 18de eeuw op de kerkbrink plaats hadden

Albertus Perk (Hilversum, 15 april 1795 – Hilversum, 7 december 1880) was notaris, gemeente secretaris en vervolgens wethouder van Hilversum, lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland en secretaris van Stad en Lande van Gooiland, houder van de Gooise Koptienden sinds 1852 (hoewel betaling hiervan in 1848 was afgeschaft) maar boven alles historicus van zijn streek en dorp.

Hij was als erfgooier geïnteresseerd in alles wat de Gooise geschiedenis betrof. Voor wat Hilversum betreft was hij niet alleen als gemeente secretaris op zijn plaats, zijn familie kon bogen op honderden jaren betrekking bij het Hilversums bestuur. Onderweg maakte hij in omliggende plaatsen en grote steden aantekeningen en onderhield uitgebreide correspondenties deze en gene.

Ook gaf hij lezingen van zijn bevindingen. Zijn uitgebreide persoonlijk archief is, gelukkig voor ons voor een groot deel bij het streekarchief in Hilversum terechtgekomen. Uit een map van die historische lezingen is onze aantekening naar voren gekomen. Voor alle burgers is deze in te zien onder nummer SAGV004 95.

Hij neemt ons mee in deze lezing door de geschiedenis van Hilversum vanaf het ontstaan van het dorp in een grijs verleden aan de Zandbergen, het Naardens eind, zo rond de Bussummer straat en Schoolstraat tussen het Noordse Bosje en Doelen. Hierna dijde het dorp uit met tentakels naar het Loosdrechts eind (met kapel op de Brink aldaar), het Neu Kwartier (dat hij leest als het nieuwe kwatier), later bebouwing van de Groest. Deze was een groeze, een drassige groen weide, in de tijd waar we het over gaan hebben een moerasachtige vlakte na regenval, later voorzien van een grup, een greppel om water helpen voeren, onder andere richting Spuisteeg richting. Zo hielp de Zeedijk water gereguleerd omleiden om de boerderijen aan de westzijde van dezelfde Groest te ontzien. Dit geeft enig inzicht in de oude infrastructuur van het dorp.

Perk had over meer bronnen kunnen beschikken als bij de grote brand van 1766 niet zoveel van het oude dorpsarchief verloren was gegaan. Maar aangevuld met overleveringen uit de volksmond weet hij een levendig beeld te schilderen van de historie.

De bladen van de lezing zijn doorspekt met doorhalingen, verbeteringen en aanvullingen. Het was work in progress. Vaak gaat het om een bepaalde toon in het verhaal te vinden, duiding of verhaalopbouw. Vaak echter bevatten deze annotaties informatie die hij wel of niet uiteindelijk in zijn lezing heeft gebruikt maar voor de moderne onderzoeker onverwachte kennis geeft.

Een galg spreekt tot de verbeelding, zeker als die daadwerkelijk gebruikt is. En de Hilversumse galg is daadwerkelijk gebruikt om en nabij het begin van de 15de eeuw. Of iets later. Hij wist het in elk geval mede door een handgeschreven boekje van Lambert Rijckxz Lustigh, historicus uit Huizen rond 1700 van wiens achterkleinzoon het het had gekocht. Het boekje bevindt zich nu op het archief in Haarlem. Er bestaan wel meerdere versie van zijn kroniek.

Lustigh meldt de gehangenen in Hilversum

Lustigh schrijft:

infformatie gedaan den 6 novembri 1502 bij den rent mr/ generaal van kennemerlant en goijlant Jacob Jacobz …

…die selve personen als boeven seggen noch ende tuijgen uijt eenen monde dat sij haar ouders

hadden hooren seggen hoe die van die paarden gestoelen hadden gevangen sijn geweest op warners Hoffstede dat die utterste pale was en daar off de twee tot Hilversum gehangen worden ende die derde verdronck hem selven in de graft daar sij hem meende te vangen, ende gehangen bij de anderen, sonder wederseggen van de stigtse of imant anders

Dezelfde mensen die getuigen uit een mond, maakten deel uit van een turbe, een onderzoek naar de waarheid waarin de ouden uit verschillende dorpen verklaren hoe het vroeger zat. De kwestie betrof of de Vuursche nu bij het Gooi of bij Utrecht hoorde. Als boeven van de Vuursche vanouds in Holland berecht werden, bewees dit dat zij bij het Gooiland en dus Holland hoorde.

Over de zaak zelf valt in een bredere context het één en ander over uit te wijden, hetgeen hier niet de plaats voor is. Het valt in een tijd van administratieve veranderingen voor het dorp en het Gooi. Er was ook inmiddels een flinke traditie aan gewapende conflicten met het Sticht. Sommigen zien in deze bewijs voor een lynch mob. Men houde echter rekening dat men hier niet over alle informatie beschikt. Het begin, daad en gevangenneming & het eind, ophanging, wordt meegedeeld. Dat daar tussen een juridisch procedure zou zitten, was voor het feit dat de Vuursche viel onder het Gooiland, niet van belang. Zoiets als “Weet je nog dat die paardendieven in Hilversum zijn gehangen? Die waren óók op de Vuursche aangehouden.”

Lustigh meldt een doodslag op de Vuursche

Over nog een dergelijk geval schrijft Lustigh verderop dat over langer dan 40 jaren geleden een dootslagh geschiede op te vuerse aen eenen persoon van dirck smith die dootgeslagen was bij eenen genoemt Heijnrick Sijmonz welck dootslager op dien tijt be den bailliu van goijlant beregt worde

In Perks eerste annotatie bij de galg schrijft hij Nog schrijft omtrent het jaar 1600 iemand met zekere zelfvoldoening kunnen de Hilv. u de plaats toonen waar eens hun galg en waaromDaar hij met zijn liberale hart het nogal onkies vindt voegt hij onder toeWij betreuren het niet dat zelfs de gedachte aan deze plaats verloren is gegaan

Maar ja, heeft die brief, geschreven rond 1600, hem op het spoor gebracht? Of is na afloop van een lezing iemand op hem afgestapt? Heeft hij zelf nog navraag gedaan? In elk geval streept hij dit laatste door en doet ons de mededeling:

De bedoelde plaats is waarschijnlijk op een der zogenaamde Mei brinken aan de Oostzijde van de Groest gelegen waar ook eerst zullen gehouden zijn die Zamenkomsten of buurspraken, die later en nog tot in de eerste helft der 18de eeuw op de kerkbrink plaats hadden

Soms kun je met een vraag zitten. Het is niet altijd mogelijk een bevredigend antwoord te krijgen. In wetenschap, zoals archeologie is, is dat heel gewoon. Soms krijg je pas na jaren onderzoek je antwoord. En af en toe blijkt die later als nog niet bevredigend. Maar het zijn de pareltjes voor de onderzoeker, die zeldzame gevallen wanneer je een duidelijk antwoord krijgt en tevens een handje vol vragen mee terugkrijgt. De ironie is dat ieder goed antwoord aanleiding geeft tot veel meer vragen. Je moet blij zijn dat waar je eerst nog niets van wist, je nu nieuwe vragen kunt stellen. En bovenstaande mededeling geeft aanleiding tot een paar mooie.

Het blijft een merkwaardig gegeven. Je krijgt er geen vinger op. Paardendieven door Gooilanders opgepakt op Werners Hofstee op de Vuursche. Waren ze op heterdaad betrapt? Paardendiefstal onderscheidt zich in zoverre dat het criminele object tevens vluchtmiddel is. Een achtervolging? Misschien dat ze hier woonden of werkten. Het lijkt vreemd hier op de bonnefooi naartoe te vluchten. En er bestond niet zoiets als een geregelde politie. Raakten zij hier ingesloten? Verwachten zij te kunnen schuilen op het versterkte huis? Kwamen zij onverwachts voor een dichte deur? Of heeft de kastelein ze uitgeleverd.

We kunnen het nooit precies weten. Maar het zou niet onlogisch zijn te vermoeden dat ze zijn herkend als Vuurscher lieden. Na kalm overleg zouden ze met een geregeld militie, een dorps- of kerspel schutterij kunnen zijn afgehaald, waarbij eentje nog probeerde zich te verstoppen in de slotgracht. Niets concreets van overgeleverd. Of ze als rebellerende Gooilanders of criminele buitenlanders beschouwd werden?

Dan speelt dat volgens een turbe rond 1472 de Gooilanders wisten tot waar ’t Gooi liep, een lijn dwars over de Vuursche. En Wernaars Hofstee, op de plaats waar later het huidige kasteel Drakenstein staat, lag nog eens precies buiten de heerlijkheid, op het land van Vrouwenklooster, een benedictinessenklooster in De Bilt. Maar bij zo’n flagrante misdrijf zal men niet al te precair zijn opgetreden. En het werd dus waarschijnlijk nog zwaarder gestraft dan die doodslag.

Maar nu we weten waar ze waarschijnlijk gehangen zijn, zijn er enkele observaties te maken. Haast zeker zullen de paarden in Hilversum gestolen zijn. Je kunt er niet uit afleiden dat Hilversum een voorname recht of positie had. Een galg mocht staan waar de rechthebbende dat verkoos. De baljuw van Gooiland zal hierin hebben toegestemd. Het was een niet al te subtiele symbolische boodschap. En wat de “nationaliteit” mocht wezen, het was een boodschap aan Stichtsen. Twee routes vanuit het Utrechtse kwamen uit op het Veeneind van de Groeze. Voor ieder die van deze kant naar Hilversum kwam was het duidelijk. Wie hier onze paarden probeert te stelen, eindigt zo. Sonder wederseggen van de stigtse of imant anders!

Hilversum in 1740 (Noorden is Links)

Waar precies zou deze Meibrink aan de oostzijde van de Groest gestaan hebben? We kunnen het niet met zekerheid weten maar we kunnen het wel vermoeden. Want in elk geval kunnen we er vanuit gaan dat deze toentertijd aan de rand van het dorp zich bevond. Want het is niet denkbaar dat de Hilversummers ergens tussen de boerderijen ontbindende lijken zouden laten hangen. Het de symboolfunctie sloot dit uit. Want hoewel de lieden overal mochten hangen, waren er duidelijk regels waar men gewoon was dit te doen. Soms richtte men een galg op alleen om te laten zien dat men het halsrecht bezat. Als waarschuwing. Vandaar altijd langs een doorgaande weg zodat mensen van buiten het konden zien. Voor Baarn en de Vuursche hield dit een plaats aan de rand van hun rechtsgebied. Dat is hier niet het geval. Om ze op de rand van de Vuursche of, als Vuursche toch Goois was, op de Vuursche, zou een risico inhouden dat de lijken al snel zouden verdwijnen. Aan de rand van het dorp zou in dit geval daarom het beste zijn. En dan dus de Vuursche zijde van het dorp.

We weten dus dat waar we de Meibrink ergens aan de oostzijde van de Groest willen plaatsen, dat de bebouwing rond 1400 daar zo’n beetje ophield. Komen we ooit achter de ene, weten we tevens de andere. Als vergaderplaats ligt het dan ook op een acceptabele plaats, niet al te ver uit de buurt voor allen.

Dus waar hield de bebouwing toen op? We moeten rekening houden dat de brede groeze welliswaar met een knik doorliep op de huidige Emmastraat, toen aangeduid als Veen Eind, waar de (Oude) Amerfoortse Weg begon en zelf overging op de Veen Drift. En we kunnen verwachten dat een drift begint in de buurt van een brink, vanwege de schapen. Op de afbeelding van Hilversum op de kaart van Otten rond 1740 en op de eerste kadastraal betrouwbare kaart van 1824 is dit goed te zien.

Hilversum in 1824 (Noorden is Boven)

Nu weten we dat in 1783 de katholieken van hilversum toestemming kregen een kerk te bouwen “op een bekwaame dog afgelegen plaats.. op het eind van de Groet met ten Zuiden boer C.W. Brouwer en ten Noorden boer P. de Jong.” Later is hier de huidige Vitus kerk gebouwd en deze bevindt zich op de Emmastraat. Op de kaart van 1824 is deze in paars in plaats van rood aangegeven.

De Mei Brink moet dus gestaan hebben aan de Oostzijde van de Groest\Emmastraat, zuidwaarts, even voorbij waar de bewoning ophield.

Een oude ansicht laat twee inmiddels verdwenen keien zien, die het begin van de (Oude) Amersfoorts Weg aangeeft. Het vormt een verbinding tussen het huidige Hilversum en de middeleeuwen, toen die daar deze functie gehad moet hebben. Even verderop beginnen de Koningsstraat en het Achterom, die samen het eind aangaven van het pre-industriële dorp. 500 jaar geleden waren die paardendieven vanaf hier zichtbaar.

Een vraag dat zich voordoet, is uiteraard, wat zijn die zogenoemde meibrinken. Van het brink gedeelte zullen velen een aardig idee hebben. Op de brinken werden vroeger de schapen verzameld, wanneer ze ’s ochtends het land werden opgedreven en wanneer ze ’s avonds terug kwamen. Het is waar dat alhier de oude brinken lijken aan te sluiten op brede wegen, driften genoemd, alles onderdeel van de oude infrastructuur van het dorp waarvoor de inwoners vrijwel geheel alleen gezamenlijk verantwoordelijk waren. Het was zogezegd gemeen land.

Het zijn woorden behorend bij een middeleeuwse gemeenschap. Brink, drift, groeze, dijk, meent, eng, hart, harde. kamp. Stuk voor stuk woorden die voor de middeleeuwer een duidelijk betekenis hadden. Ook een mening en omdat het hier om begrippen met een gemeenschapsbetekenis konden ze op een buurspraak besproken worden. Zo kon een gemeenschap ertoe komen om de vaak begrasde pleinen aan de rand van het dorp, vaak omzoomd met geboomte, aan te wijzen als plaatsen waar men schapen zou verzamelen. Feitelijk zijn er aanwijzingen dat brinken niet alleen voor die schapen bestonden. Hier hebben wij een voorbeeld, ze konden ook vergaderpleinen zijn. Van andere brinken in ook andere plaatsen bestaan er zeldzame, oude berichten die hieraan herinneren.

Wat het verschil tussen een tussen een kamp en een brink was, is ook moeilijk voor ons aan te geven. We hebben een beeld dat kampjes meer omsloten zijn en brinkjes meer open, wallen tegenover een bomenrij. Maar dat is slechts een gissing achteraf. Wat de kwaliteit was wat die twee onderscheidde, zelfs of die er was, was hen duidelijk maar ons niet meer. In later tijden zijn er aan de westzijde van de Groest maar nier hieraan tenminste twee kampen, de Nieuwe later Schapenkamp en een Oude Kamp, waarschijnlijk ook de Ronde Kamp, nabij het tegenwoordige treinstation.

Maar wat was dan een Meibrink? Er bestaan inderdaad meerdere Meibrinken in Nederland. Mogelijk was dit gewoon de maand wanneer na de drassige wintermaanden deze brink weer voor die schaapjes in gebruik werd genomen. Maar deze maandsvernoeming is wel voorbehouden aan Mei. Van de seizoenen bestaat de Winterbrink, in elk geval nog als familienaam.

Meibrink-in-de-Heurne-Aaltena

Werd wellicht op dit plein ooit een rondje om de Meiboom gedanst? Het is heel goed mogelijk. Vroeger moet dit een vrij algemeen volksfeest geweest zijn. In Soest, waar de schutterij tot gilde werd, werd dit nog in historische tijden gedaan. Er was een versje dat men erbij zong overgeleverd.

We weten immers dat het een plein betrof waar de buren van het dorp samenkwamen.

Het tevens mogelijk dat in zo’n Meiboom of een andere op het plein, wellicht een Linde gebruikt is als galg. Als deze enig omvang had, met dikke horizontale takken, was die hier prima geschikt voor en er zijn voorbeelden bekend dat lieden aan zo’n boom gehangen zijn.

Ook is het mogelijk dat de Meibrink indirect naar die buurspraak is vernoemd. En dan moet de jaarvergadering van het dorp in mei hebben plaatsgevonden. Het is bijvoorbeeld van Bussum in 1514 bekend dat hoewel dit dorp gerechtelijk onder Naarden viel, de buurmeesters van Bussum als zelfstandige bestuurderen de openbare dorpsgelden bleven beheren en daarvan jaarlijks in de maand Mei aan de buren verantwoording deden.

Hopelijk duikt ergens anders een aantekening op die, al is het geen zekerheid, enig houvast in deze vermag te geven.

Ten slotte rijst de vraag tot wanneer de buurspraken op de Meibrink gehouden zijn. Werden deze er nog ten tijde van de terechtstelling, begin 15de eeuw hier gehouden. Gezien we alleen deze vermelding hebben kunnen we alleen een gissing doen. De buurspraken op de Kerkbrink waren wel bekend maar zelfs van deze weten we niet veel.

Hier moet reeds, afgaande op hergebruikte kloostermoppen aan getroffen na de brand in de grote kerk in 1971, rond 1250 een versterkt huis hebben bestaan. In 1305 blijkt de schout het het rechtsdistrict Larencarspel in Hilversum te wonen, waarschijnlijk dus hier aan de Kerkbrink. Een echt kasteel heer zou wellicht afdwingen dat de buren zijn kant op zouden komen maar dat hoeft niet het geval te zijn. Een waarschijnlijker moment lijkt wanneer de kapel hier tot parochiekerk werd en iets later het dorp zijn rechtelijke onafhankelijk kreeg. Voor Hilversum, dat in 1416 als parochie van Laren werd afgescheiden, werd op 4 Maart 1424 een eigen, van Laren afgezonderd schepencollege ingesteld. Op het moment dat men niet meer in Laren kerkte, zag men elkaar toch iedere week of zo aan de Kerkbrink. Inderdaad net de periode waarin op de oude vergaderplaats de paardendieven gehangen werden. Overigens moesten de Hilversummers noch wel voor het hooggerecht, halsmisdrijven en dergelijke, naar de stadsschepenen van Naarden toe.